Secretariaat

mr. A Rookmaker

Bastenakenstraat 130

1066 JG Amsterdam

04 september 2023

20 jaar nieuw erfrecht

BLOG VEAN september 2023

20 jaar nieuw erfrecht


In Nederland hebben we wetten die onder andere bepalen wie de erfgenamen zijn
als er geen testament door de overleden persoon is opgemaakt. Dit heet
versterferfrecht. Met een testament is het mogelijk af te wijken van die wetten. Dit
heet testamentair erfrecht. In een testament kan echter niet van alle erfrechtwetten
worden afgeweken. Deze wetten zijn van dwingend recht.
Op 1 januari 2003, dus twintig jaar geleden, is het erfrecht ingrijpend veranderd. Het
wetgevingsproces van het nieuwe erfrecht heeft maar liefst vijftig jaar in beslag
genomen. Het is dan ook het langste wetgevingsproces geweest uit de Nederlandse
geschiedenis.
De laatste belangrijke wijziging daarvoor in het erfrecht was in 1923. Deze wijziging
was dat in het versterferfrecht ook de langstlevende echtgenoot erfgenaam werd. Tot
1923 waren alleen de kinderen erfgenaam als er geen testament was opgemaakt.
Een paar belangrijke wijzigingen die per 1 januari 2023 zijn ingegaan, worden in
deze blog vermeld.

Wettelijke verdeling
Sinds 2003 heeft de langstlevende echtgenoot in het versterferfrecht een sterkere
positie dan de kinderen gekregen. Het nieuwe erfrecht, dat sinds 2003 geldt, zorgt er
namelijk voor dat de langstlevende echtgenoot financieel beter wordt verzorgd en
beperkt de rechten van de kinderen.
In het oude erfrecht, dus tot 2003, hadden de kinderen al direct na het overlijden van
de eerst overleden echtgenoot recht op hun erfdeel. Als een kind dan zijn erfdeel
direct opeiste, kon de langstlevende echtgenoot in financiële problemen komen.
Het nieuwe erfrecht sluit aan bij de praktijk van het tot 2003 meest gemaakte
testament in Nederland, namelijk een testament met een ouderlijke boedelverdeling.
In het nieuwe erfrecht is de wettelijke verdeling, vergelijkbaar met deze ouderlijke
boedelverdeling, automatisch van toepassing als de overledene een langstlevende
echtgenoot en ten minste één kind als erfgenaam achterlaat of tot erfgenaam
benoemd.

Als een van de echtgenoten overlijdt, dan krijgen de kinderen hun erfdeel niet direct.
Ze krijgen een vordering in geld op de langstlevende echtgenoot, ter grootte van hun
erfdeel. Dit bedrag is pas opeisbaar als de langstlevende echtgenoot is overleden,
wanneer de langstlevende echtgenoot failliet raakt of in de schuldsanering komt.
In een testament kan de wettelijke verdeling aanpassen of zelfs helemaal worden
uitgesloten. Ook kan in een testament een stiefkind tot erfgenaam worden benoemd
en worden betrokken bij de wettelijke verdeling. Het stiefkind krijgt dan dezelfde
positie als een eigen kind van de erflater. Volgens het versterferfrecht erft een
stiefkind namelijk niet van een stiefouder.

Stieffamiliegevaar
Door de wettelijke verdeling komen alle goederen van de nalatenschap bij de
langstlevende echtgenoot terecht. Als de langstlevende echtgenoot daarna overlijdt,
erven zijn eigen kinderen. Soms zijn dit kinderen uit een eerder huwelijk. Hierdoor
ontstaat het gevaar dat goederen via de stiefouder bij de stieffamilie terechtkomen.
Als er sprake is van stieffamilie, bijvoorbeeld als de langstlevende echtgenoot
hertrouwt, hebben de kinderen de mogelijkheid hun eigen positie te versterken. Zij
kunnen een beroep doen op een zogenaamd wilsrecht. Als de kinderen een wilsrecht
inroepen, krijgen zij goederen in eigendom ter waarde van de vordering die zij
hebben op de langstlevende echtgenoot (een ouder of een stiefouder). Maar: hoewel
de kinderen nu eigenaar zijn, mag de langstlevende echtgenoot tijdens zijn leven wél
zelf de goederen blijven gebruiken. Dat wordt ‘vruchtgebruik’ genoemd. Deze
wilsrechten hebben de kinderen niet in geval van een testament met een ouderlijke
boedelverdeling.
De wetten waarin deze aanspraken zijn geregeld zijn van regelend recht. Dat
betekent dat deze rechten bij testament kunnen worden uitgesloten of kunnen
worden beperkt.

Andere wettelijke rechten
Als de langstlevende echtgenoot onder het oude erfrecht bij testament werd onterfd
dan stond deze echtgenoot met lege handen. Onder het nieuwe erfrecht is de
onterving ‘verzacht’. Als een echtgenoot bij testament wordt onterfd, dan komt deze
als langstlevende toch niet met lege handen te staan. De wet kent hem/haar een
aantal rechten toe, zoals:

  • voortzetting van gebruik van de woning en inboedel gedurende zes maanden;
  • aanspraak op vestiging van een vruchtgebruik op de woning en inboedel
    (deze aanspraak moet binnen zes maanden na het overlijden worden
    uitgeoefend door de langstlevende echtgenoot);

Deze rechten noemt men “andere wettelijke rechten”.
De nieuwe wet kent nog meer “andere wettelijke rechten”, onder andere:

  • die van minderjarige kinderen op een som (geldbedrag) ineens, voor zover
    nodig ter verzorging en opvoeding;
  • die van meerderjarige kinderen tot 21 jaar op een som ineens, voor zover
    nodig voor levensonderhoud en studie;
  • die van kinderen op een som ineens als billijke vergoeding voor het zonder
    passende beloning verrichten van arbeid in de huishouding van de erflater of
    in het door hem uitgeoefende bedrijf of beroep.

De wetten waarin deze aanspraken, de “andere wettelijke rechten”, zijn geregeld zijn
van dwingend recht. Dat betekent dat deze rechten niet bij testament kunnen worden
uitgesloten of kunnen worden beperkt.

Legitieme portie
De positie van het onterfde kind (legitimaris) is aanzienlijk veranderd in het nieuwe
erfrecht. Onder het oude recht was de legitimaris deelgenoot en was het mede-
eigenaar van de nalatenschap. In het nieuwe erfrecht is de legitimaris slechts een
schuldeiser van de nalatenschap en heeft alleen recht op een geldbedrag. Hij doet
dus niet mee bij de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap en kan niet
dwarsliggen.
Ook verschillen de wijze waarop de breukdelen worden berekend. Indien erflater
slechts één kind naliet, was het breukdeel van zijn legitieme portie de helft (1/2); bij
twee kinderen was de legitieme portie voor ieder kind twee derde (2/3). Bij drie of
meer kinderen bedroeg de op te eisen legitieme portie drie vierde (3/4). In het nieuwe
erfrecht kan de legitieme portie (veel) kleiner zijn dan drie vierde.
Het nieuwe erfrecht biedt ook de mogelijkheid dat in een testament kan worden
bepaald dat de legitieme portie eerst opeisbaar is bij het overlijden van de
langstlevende echtgenoot. Het kind moet dan dus wachten tot de langstlevende
partner is overleden.

Inbreng van schenkingen
In het erfrecht zoals dat gold tot 1 januari 2003 was de hoofdregel dat bij de verdeling
van de nalatenschap met een schenking tijdens leven wél rekening gehouden moest
worden. De waarde van die schenking moest dan worden ingebracht en de
ontvanger van de schenking verkreeg dan bij de verdeling minder uit de
nalatenschap dan de andere erfgenamen. Dat was alleen niet zo indien de erflater in
een testament uitdrukkelijk bepaalde dat tijdens leven gedane schenkingen ‘vrij van
inbreng’ waren. De waarde daarvan werd dan in afwijking van de hoofdregel niet
verrekend bij de verdeling. In het erfrecht vanaf 1 januari 2003 is dat precies andersom.
Nu geldt als hoofdregel dat géén inbreng plaatsvindt, tenzij in het testament van de erflater staat dat dit wél
moet gebeuren. Inbreng moet overigens ook plaatsvinden indien de schenker dit bij het doen van de
schenking heeft bedongen. Echter ook dan kan in een later testament zijn
opgenomen dat tóch géén inbreng behoeft plaats te vinden.

Vragen?
Wilt u meer informatie en/of advies over het oude en/of nieuwe erfrecht, neemt u dan
contact op met een erfrechtadvocaat die lid van VEAN is.

Sluit je aan bij ons netwerk van erfrecht advocaten

lid worden